Alvorens een schuldenaar tot de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) kan worden toegelaten moet hij proberen om in der minne tot een akkoord te komen met zijn schuldeisers. Dit blijkt uit artikel 285 lid 1 sub f van de Faillissementswet (Fw). Dit houdt in dat een schuldhulpverlener de schulden inventariseert, waarna er een voorstel tegen finale kwijting wordt gedaan aan de schuldeisers. Als één of meer schuldeisers weigeren akkoord te gaan met het aangeboden voorstel/percentage, dan kan er sinds 1 januari 2008 ex. artikel 287a lid 1 Fw door de schuldenaar een dwangakkoord worden verzocht aan de rechtbank. De weigerachtige schuldeisers kunnen dan door de rechtbank bevolen worden om alsnog in te stemmen met het (minnelijke) voorstel.
Het toetsingscriterium van het dwangakkoord is gelegen in artikel 287a lid 5 Fw en luidt als volgt: ‘De rechtbank wijst het verzoek toe indien de schuldeiser in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat hij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van de schuldenaar of van de overige schuldeisers die door die weigering worden geschaad’.
In dit artikel wordt nader ingegaan op de achtergrond van het dwangakkoord. Tevens zullen de toetsingscriteria benoemd worden. Voorts hebben wij een checklist opgesteld om te oordelen of er sprake kan zijn van een onredelijke weigering zijdens de weigerachtige schuldeiser(s).
Lees hier het volledige artikel (PDF).